zondag 6 april 2014

Mijn eerste schreden op het trainerspad

Af en toe vragen we iemand een stukje te schrijven op ons weblog. Na Erwin Kok heb ik nu Michiel Meeuwsen gevraagd. Michiel speelt bij Groningen en heeft bij ons Grand Prix vorig jaar enkele prijzen beschikbaar gesteld. Vandaar dat ik hem graag de ruimte geef om zijn eigen ervaringen met het trainersvak met jullie te delen.

door uw gastblogger: Michiel Meeuwsen
Een paar jaar geleden heb ik in het Denksportcentrum bij Hiddo de cursus jeugdtrainer 1 gedaan. Ik zat in een klasje met allemaal toppers zoals de Mostertmannetjes, Evie Warmelink en nog allemaal andere sterke schakers. In deze groep was ik duidelijk de schaker met de laagste rating en daarom laagste in de pikorde. Voor de stages in het veld (je moest elkaar beoordelen bij het geven van les) hadden zich allemaal al koppeltjes gevormd en ik kon daarom geen partner vinden om me te beoordelen waardoor ik een essentieel onderdeel van de cursus niet gedaan had en daarom het diploma ook niet kreeg.
In de praktijk maakte dat niet uit, want er waren toch wel kennissen die er van gehoord hadden dat ik de cursus gedaan had en ik werd af en toe toch gevraagd om training te geven zoals in Usquert bij Scepu. Bij Usquert was alles prima geregeld, ouders hielden toezicht men werkte met het stappenplan en de kinderen waren erg gemotiveerd en gedisciplineerd. Diploma of geen diploma het lesgeven liep op rolletjes.
 
Daarna volgde mijn tweede klus. Hiddo ging met vakantie en vroeg mij of ik op hem drie weken wilde vervangen op een basisschool en bij een BSO (buitenschoolse opvang). Anders dan in Usquert waren hier geen ouders of anderen om toezicht te houden. Ik stond er helemaal alleen voor. Op de basisschool ging het nog wel hoewel ik wel veel meer moest ingrijpen. Stadskinderen blijken toch anders dan dorpskinderen te zijn. Hier was veel rumoer in de klas, je moest ze continu tot de orde roepen en er was een jongen bij die aldoor gepest werd. Met een passer in z’n rug prikken, dat soort werk. Deze problemen wist ik nog adequaat te tackelen door de jongen die gepest werd een aparte werkplek te geven waar hij rustig zijn opgaven en schaakexamens kon maken.
 
Maar toen kwam de BSO aan de beurt. Het was een vrijdagmiddag en het was een schitterend mooie zomerdag. Echt zo’n dag dat je niet binnen wil zitten maar lekker buiten zijn en van het fraaie weer genieten. Na de hele dag al les te hebben gehad, wilden de kinderen maar één ding en dat was weekend en buiten spelen. Ik kreeg al gauw in de gaten dat de jongens liever in de speeltuin zaten dan binnen stappenplanopgaven te maken. Eén jongetje zei zelfs dat hij geen bal aan schaken vond en dat hij er alleen zat omdat het van zijn ouders moest. Omdat ik zelf helemaal niet van autoritair gedoe hou, maakte ik een beginnersfout. “Jongens”, zei ik, “wie is er hier omdat ie schaken leuk vind en wie wil liever buiten voetballen in de speeltuin hiernaast?” Nou dat was niet aan dovemansoren gericht! Van de veertien hield ik er nog maar twee over. Twaalf jongetjes gingen naar de speeltuin en ik hield twee brave schaakfanaatjes over. Ik besefte al heel snel dat ik een ernstige fout had begaan. Hoe kon ik zo ooit nog toezicht houden op die groep voor wie ik op dat moment wel verantwoordelijk was? Het liep dan ook al binnen een mum van tijd volledig uit de klauwen. Er kwamen enkele bejaarden bij mij klagen dat het buiten zo’n rumoer was en dat ze er last van hadden bij het bridgen in de zaal ernaast. Ik blikte door het raam naar de speeltuin en ik zag dat het inderdaad totale chaos was. De schakertjes waren in een soort bendeoorlog met een groep straatmeiden uit de buurt verzeild geraakt. Ze bekogelden elkaar met ballonnen die ze met water gevuld hadden. Door het gebouw liepen kinderen af en aan om op de toiletten weer nieuwe ballonnen te vullen. Hoe moest ik dit zootje ongeregeld ooit weer bij elkaar krijgen. Met heel veel moeite wist ik ze weer in het lokaal te dirigeren maar er ontbrak nog een jongetje. “Die meiden hebben hem gegijzeld” zeiden de andere jochies. “Ze houden hem gevangen”. Gelukkig kwam er een conciërge aan die de jongetjes zolang in de gaten hield terwijl ik op zoek ging naar het vermiste jongetje. Lang hoefde ik niet te zoeken, want in de speeltuin zag ik hem huilend op een bankje zitten. Zijn spijkerbroekje was compleet door midden gescheurd en was helemaal rood van het bloed. Op de vlucht voor de chicks was hij in het prikkeldraad gerend en had zijn hele broek gescheurd. Eronder een gapende vleeswond. Samen met de conciërge ging ik op zoek naar een verbandtrommel om de wond te desinfecteren en verder te verzorgen. Ik dacht nu zal ik straks wel woedende ouders op mijn dak krijgen, maar dat viel reuze mee. Ze waren het kennelijk gewend met hem, want dat soort dingen had hij zo vaak.

Ze kunnen je bij zo’n schaakcursus van alles leren, maar orde houden dat is iets dat je zelf moet kunnen. Toen Hiddo me het jaar daarop weer vroeg, heb ik die beker wijselijk maar aan me voorbij laten gaan.


 

 

Geen opmerkingen: