Mijn eerste schreden op het trainerspad
Af en toe vragen we iemand een stukje te schrijven op ons weblog. Na Erwin Kok heb ik nu Michiel Meeuwsen gevraagd. Michiel speelt bij Groningen en heeft bij ons Grand Prix vorig jaar enkele prijzen beschikbaar gesteld. Vandaar dat ik hem graag de ruimte geef om zijn eigen ervaringen met het trainersvak met jullie te delen.
door uw gastblogger: Michiel Meeuwsen
door uw gastblogger: Michiel Meeuwsen
Een paar jaar geleden heb ik in het Denksportcentrum bij Hiddo de cursus
jeugdtrainer 1 gedaan. Ik zat in een klasje met allemaal toppers zoals de
Mostertmannetjes, Evie Warmelink en nog allemaal andere sterke schakers. In
deze groep was ik duidelijk de schaker met de laagste rating en daarom laagste
in de pikorde. Voor de stages in het veld (je moest elkaar beoordelen bij het
geven van les) hadden zich allemaal al koppeltjes gevormd en ik kon daarom geen
partner vinden om me te beoordelen waardoor ik een essentieel onderdeel van de
cursus niet gedaan had en daarom het diploma ook niet kreeg.
In de praktijk
maakte dat niet uit, want er waren toch wel kennissen die er van gehoord hadden
dat ik de cursus gedaan had en ik werd af en toe toch gevraagd om training te
geven zoals in Usquert bij Scepu. Bij Usquert was alles prima geregeld, ouders
hielden toezicht men werkte met het stappenplan en de kinderen waren erg
gemotiveerd en gedisciplineerd. Diploma of geen diploma het lesgeven liep op
rolletjes.
Daarna volgde mijn tweede klus. Hiddo ging met vakantie en vroeg mij
of ik op hem drie weken wilde vervangen op een basisschool en bij een BSO (buitenschoolse opvang). Anders dan in Usquert waren hier geen ouders of anderen
om toezicht te houden. Ik stond er helemaal alleen voor. Op de basisschool ging
het nog wel hoewel ik wel veel meer moest ingrijpen. Stadskinderen blijken toch
anders dan dorpskinderen te zijn. Hier was veel rumoer in de klas, je moest ze
continu tot de orde roepen en er was een jongen bij die aldoor gepest werd. Met
een passer in z’n rug prikken, dat soort werk. Deze problemen wist ik nog
adequaat te tackelen door de jongen die gepest werd een aparte werkplek te
geven waar hij rustig zijn opgaven en schaakexamens kon maken.
Maar toen kwam
de BSO aan de beurt. Het was een vrijdagmiddag en het was een schitterend mooie
zomerdag. Echt zo’n dag dat je niet binnen wil zitten maar lekker buiten zijn
en van het fraaie weer genieten. Na de hele dag al les te hebben gehad, wilden
de kinderen maar één ding en dat was weekend en buiten spelen. Ik kreeg al gauw
in de gaten dat de jongens liever in de speeltuin zaten dan binnen
stappenplanopgaven te maken. Eén jongetje zei zelfs dat hij geen bal aan
schaken vond en dat hij er alleen zat omdat het van zijn ouders moest. Omdat ik
zelf helemaal niet van autoritair gedoe hou, maakte ik een beginnersfout.
“Jongens”, zei ik, “wie is er hier omdat ie schaken leuk vind en wie wil liever
buiten voetballen in de speeltuin hiernaast?” Nou dat was niet aan dovemansoren
gericht! Van de veertien hield ik er nog maar twee over. Twaalf jongetjes
gingen naar de speeltuin en ik hield twee brave schaakfanaatjes over. Ik
besefte al heel snel dat ik een ernstige fout had begaan. Hoe kon ik zo ooit
nog toezicht houden op die groep voor wie ik op dat moment wel verantwoordelijk
was? Het liep dan ook al binnen een mum van tijd volledig uit de klauwen. Er
kwamen enkele bejaarden bij mij klagen dat het buiten zo’n rumoer was en dat
ze er last van hadden bij het bridgen in de zaal ernaast. Ik blikte door het raam
naar de speeltuin en ik zag dat het inderdaad totale chaos was. De schakertjes
waren in een soort bendeoorlog met een groep straatmeiden uit de buurt verzeild
geraakt. Ze bekogelden elkaar met ballonnen die ze met water gevuld hadden.
Door het gebouw liepen kinderen af en aan om op de toiletten weer nieuwe
ballonnen te vullen. Hoe moest ik dit zootje ongeregeld ooit weer bij elkaar
krijgen. Met heel veel moeite wist ik ze weer in het lokaal te dirigeren maar
er ontbrak nog een jongetje. “Die meiden hebben hem gegijzeld” zeiden de andere
jochies. “Ze houden hem gevangen”. Gelukkig kwam er een conciërge aan die de
jongetjes zolang in de gaten hield terwijl ik op zoek ging naar het vermiste
jongetje. Lang hoefde ik niet te zoeken, want in de speeltuin zag ik hem
huilend op een bankje zitten. Zijn spijkerbroekje was compleet door midden
gescheurd en was helemaal rood van het bloed. Op de vlucht voor de chicks was
hij in het prikkeldraad gerend en had zijn hele broek gescheurd. Eronder een
gapende vleeswond. Samen met de conciërge ging ik op zoek naar een
verbandtrommel om de wond te desinfecteren en verder te verzorgen. Ik dacht nu
zal ik straks wel woedende ouders op mijn dak krijgen, maar dat viel reuze mee.
Ze waren het kennelijk gewend met hem, want dat soort dingen had hij zo vaak.
Ze kunnen je bij zo’n schaakcursus van alles leren, maar orde houden dat is iets dat je zelf moet kunnen. Toen Hiddo me het jaar daarop weer vroeg, heb ik die beker wijselijk maar aan me voorbij laten gaan.
Ze kunnen je bij zo’n schaakcursus van alles leren, maar orde houden dat is iets dat je zelf moet kunnen. Toen Hiddo me het jaar daarop weer vroeg, heb ik die beker wijselijk maar aan me voorbij laten gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten